donderdag 6 mei 2010

Dinsdag 4 mei 2010

Ik sta vroeg op. Wat een prachtige plek is dit toch zo tussen de beboste heuvels. Het is hier zo stil!

Wanneer ik mijn tent opendoe loopt er zo traag als een slak een soort van hagedis vlak voor mijn tent langs. Ik maak een foto van het dier en moet thuis maar 's opzoeken aan wat voor een levensgevaarlijk dier ik zojuist ben ontsnapt.

Ik rijd terug naar het centrum van het dorp waar ik een brood, een stuk worst en een pak jus d' orange koop. Dit alles eet en drink ik op in het schoolpark van de skola in het dorp. Ik trek bekijks en sommige kinderen knopen een praatje met me aan. Soms zijn de knopen wat ingewikkeld maar met handen en voeten lukt het om elkaar een beetje te begrijpen.

Aan het einde van de ochtend kom in aan in Brad. Een stadje dat, na de sluiting van de mijnen, sterk in verval is geraakt. Volgens mijn routeboek geen fijne plaats voor toeristen en ook niet voor de bewoners zelf. In het routeboek staat de volgende waarschuwing: laat uw fiets hier niet onbeheerd staan.

Het meest in het oogspringend is het stationsgebouw van Brad. Een prachtig en groot gebouw, maar het staat ongeveer op instorten. Ik stop even en maak een foto. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe het er van binnen uitziet en daarom ga ik naar binnen en maak wat foto's. Indrukwekkend. Leeg en somber. Desolaat.


Bij het binnenrijden van Brad zie ik op een kruising een Romafamilie ruzieend drukdoen. Waar het verschil van mening precies over gaat is mij niet geheel duidelijk en een mediatorrol lijkt er voor mij niet meteen weggelegd.

Ik fiets verder en stop niet in Brad maar in een dorpje 6 km. verderop: Criscor. Hier drink ik een cola en heb uitzicht op een zestal laagbouw flatgebouwen uit de tijd van het communisme. De flats zijn sterk vervallen en niet meer voorzien van deuren en ramen. Toch zie ik dat er nog enkele gezinnen wonen. (in mijn routeboek van 2004 schijnen de flats nog voor een belangrijk deel bewoond geweest te zijn). Hopelijk is er voor de mensen die er nu nog wonen binnenkort ook een betere woning voorhanden.

een marktje met op de achtergrond (links) de vervallen flats

Tien kilometer verder voel ik me licht in mijn hoofd worden en de benen nemen de vorm en het gevoel van elastiek aan. Dit is het teken om op zoek te gaan naar iets van energie, iets van eten. Drinken kun je op veel plekken in Roemenie en in restaurants kun je de gehele dag terrecht. Tot zover het goede nieuws. Minder goed nieuws is dat er maar weinig restaurants zijn en dus lastig te vinden zijn. Puur toevallig vind ik op mijn route, en precies op het juiste moment, een pension dat ook maaltijden serveert. Ik bestel op goed geluk iets van de kaart. Het koude voorgerecht bestaat uit zuurkool en tomaat. Het hoofdgerecht: patat, kip en koude ham. De patat is niet helemaal goed doorbakken, helemaal niet zelfs . Maar dat moet want anders komt de smaak van de koude ham niet tot z'n recht. Alles heeft een bedoeling. Ik laat het me goed smaken en na een tijdje is de energie weer terug van weggeweest.

Mijn temperatuurmeter geeft 42,7 graden aan. Het is echt bloedjeheet en ik moet meerdere malen (26 x, want dat staat op het flesje) met zonnebrandcrème smeren om niet verbrand te raken. En verder vul ik mijn watervoorraad zoveel mogelijk aan. En water zal ik nodig hebben. Wanneer ik een in aanbouw zijnde stuwdam passeer begin ik aan het bedwingen van mijn eerste Roemeense pas: de Vulcan Pas, deze is 725 meter hoog. Ik heb 'm niet nagemeten maar ik geloof het allemaal graag.



Het eerste stuk gaat in een min of meer recht lijn omhoog, daarna komen de haarspelbochten. Het erge is dat je de top steeds in het zicht hebt, maar dat je er nog lang niet bent. Het vocht stroomt uit alle lichaamopeningen gelijk een waterval naar buiten. Mijn fietsstang is door en door nat van het transpiratievocht. Ik moet af en toe even van de fiets af om weer op adem te komen.

Tijdens een (1) stop zie ik, beneden in het dal, hoe twee boeren het land trachten te bewerken: met een os, twee zelfs en daarachter een ploeg. Het is een heel geheister (woord dat mijn vader vaak gebruikte als iets niet in 1, 2 of 3 keer lukte). Deze boeren zijn een kwartier in de weer voordat de eerste 'voor', van ongeveer vijftig meter, getrokken is. Laten we het er op houden dat de ossen er iets andere ideeën op na houden dan de boeren. Nadat er drie voren getrokken zijn ben ik voldoende hersteld. Ik laat de boeren, de ossen en de ploeg achter me en ploeg verder de Vulcan-pas op.


Na anderhalf uur zwoegen en stoempen bereik ik de top. Hier is een klein cafeetje dat nog een lauwwarme cola* voor me heeft (frisdranken staan altijd in koelkasten, echter deze worden vaak niet gekoeld i.v.m. de hoge kosten, naar ik aanneem).
De vrouw heeft ruzie met haar zoon en heeft weinig aandacht voor de door mij zojuist verrichte prestatie. Met een mooie, lange afdaling in het vooruitzicht stap ik op de fiets, laat de twee lekker ruzie maken en stort mij naar beneden het beboste dal in.

* overigens hulde aan de marketingafdeling van de Coca Cola Kumpenie. Die spelen het toch maar mooi klaar om precies op het juiste moment zelfs het kleinste 'gat' te voorzien van deze o zo belangrijke zoete meuk.

In het begin van de avond arriveer ik in Abrud. Ik moet hier tenminste een uur zoeken naar geschikt onderdak. Uiteindelijk vind ik een pension waar ik me kan opknappen en kan uitrusten.

Net voor het sluiten van de markt (de restaurants sluiten om 20.00 uur) weet ik nog een groentensoep naar binnen te werken.

Moe en voldaan, en ook heel erg gelukkig met de prachtige route van vandaag, stap ik in bed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten