zondag 23 mei 2010

Vrijdag 21 mei 2010

Ik fiets al weer. Het is 7.00 uur des ochtends. Werd om uurtje of vijf wakker, voelde m'n botten en de koude grond. Slapen ging niet meer. Vandaar dat ik mijn tentje al vroeg heb opgebroken.

En ik ben niet de enige die al vroeg op is. Wegwerkers en arbeiders zijn al aan het werk of wachten op transport naar hun werkplek. Misschien hebben ook zij 'last' van een lekke slaapmat.



Mijn maag is vrij leeg en daarom leg ik bij de eerste (dus de beste) Magazin Mixt aan. De keuze in de winkel is beperkt. Ik zal het voorlopig met een pakje met zo'n rietje zoete meuk moeten doen. Die pakjes hebben me de hele reis er al doorgetrokken. Lange leve de pakjes met zoete meuk!
Vlak voor Salcioara stuit ik zomaar, vanuit het niets, op een soort grenspost. Twee Amerikaanse militairen bewaken een slagboom. Ze vragen me waar de reis naar toe gaat. Ik zie er kennelijk niet uit als een moslimterrorist (heb mijn hoofddoekje net op tijd afgedaan) en mag door.
Ik fiets nu in een miltair oefengebied. Verderop staat een groep van ongeveer honderd USA-militairen zich op te maken voor een schietoefening. De slachtoffers staan al klaar in de vorm van schietpoppen. Het loopt vast slecht met ze af, en dat zo vlak voor het weekend......
Ik passeer nog tweemaal een 'grenspost' en fiets over het meeste 'avontuurlijke' wegdek van deze reis.

In Salcioara passeert een jongen op een fiets. Hij beweegt zijn fiets van links naar rechts over de weg. Het ziet er allemaal wat onhandig uit en ben bang dat hij brokken gaat maken. Maar hij wil helemaal geen brokken maken. Hij wil iets anders. Hij tovert zijn mobiel tevoorschijn en geeft te kennen geeft mij te willen fotograferen. Verdorie, dit is de omgekeerde wereld! Ik hoor hem te fotograferen!! Ik stop midden in het dorpje en poseer. Hij 'neemt' me vanuit standen.

Een en ander trekt de aandacht van een groot aantal dorpsbewoners. Het wordt een hele oploop met veel belangstelling voor mijn fiets en..... wat die wel niet kost......
Inmiddels is het pauze voor de schoolkinderen van het dorp en ook die komen er bij staan. Het lijkt me een goed moment voor een rustpauze. Ik stap af, parkeer mijn fiets, loop een winkel binnen gevolgd door een hele schoolklas en koop mijn ontbijt.
Het ontbijt probeer ik buiten op te eten echter dat valt voor de drommel nog niet mee. De kinderen hebben veel te vertellen en/of te vragen. Ik heb inmiddels een aantal woorden geleerd waarmee ik het gesprek een tijdje gaande kan houden. Maar op een gegeven moment is de koek op. Echter, mijn ontbijt nog niet.


Opeens stap een meisje naar voren. Ze vraagt of ik misschien Engels spreek. Ze blijkt Amerkaanse te zijn en al enige jaren in Roemenie te wonen. Met tegenzin. Geen lieve juf. Vind Roemenie niet prettig.
De andere kinderen vinden het vreemd dat Kathy met deze vreemde bisjiklet-meneer kan communiceren en tegelijkertijd ook reuze interessant. Ik kan nu ook met de andere kinderen praten. Kathy doet de (moeizame) vertaling. Na een tijdje nemen we afscheid.

Ze komen gedurende mijn ontbijt nog tweemaal terug. De juf vind het ook wel interessant zo'n fietser. Uiteindelijk nemen we echt afscheid van elkaar. Ik hoop maar dat Kathy een mooie en gelukkige vrouw zal worden.
Ik neem het doorsteekje naar het dorpje Baia. Baia is het eerste dorp in Europa waar de vogelgriep officieel is vastgesteld.
Ruim na het middaguur is het tijd voor Mici. Mici zijn gekruide gehaktrolletjes. Ze worden gegeten met brood en mosterd. Soms wordt er ook patat bij geserveerd. Het is een 'snelle' snack. Overal verkrijgbaar en (ik mag wel zeggen) met wisselend succes voor wat de kwaliteit betreft.
Echter, deze mici is veruit de lekkerste van mijn reis. Het meisje BBQ't ze gedurende 30 minuten en het ziet er allemaal zeer vertrouwingwekkend uit. En zo smaakt het ook.
Onderweg wordt er volop gehooid. Het is mooi weer en mannen zijn bezig het hooi op hopen te brengen. Soms wordt het hooi ook meteen (met de hand) op de wagen geladen en met paard en al afgevoerd.


Ik neem een foto van twee mannen, die wat aan het rusten zijn. Na de fotosessie bieden ze me wat te drinken aan. Wat een hartelijkheid, wat een warmte gaat er van deze mensen uit.
Het afscheid nemen gaat met een omhelzing: eenmaal links, eenmaal rechts. Ze wensen me diverse malen: drum bun (goede reis) en ik ga weer verder.

Nu op zoek naar mijn reisdoel voor vandaag: Histria. Histria is de oudste Griekse vindplaats op Roemeense bodem. Het was ooit de belangrijkste havenstad aan de Westkust van de Zwarte Zee. Omdat de haven dichtslibde nam de stad Tomis (later Constanta) deze rol over.
Eerlijk gezegd heb ik het nooit zo op stapels stenen van wat dan iets geweest moet zijn. Echter, ik ben nu toch in de buurt en daarom sla ik linksaf en fiets gedurende 7 kilometer een weg af die uitloopt tot aan de Zwarte Zee.

Daar aangekomen zie ik een man en een vrouw. Hij blijkt de conservator annex tuinman te zijn. Zij is kaartjesverkoper. Hoe zal ik het zeggen: het is er niet echt dringen geblazen. Laten we het daar op houden.


In het museum staan veel gevonden voorwerpen tentoongesteld. Van vazen tot kammetjes. Interessant. Het totale terrein beslaat 72 hectare. Gelukkig hoef ik dat niet helemaal af te lopen. De poort, muren en overige overblijfselen van de voormalige havenstad zijn in een uurtje goed te bekijken.

Behalve het museum, de stapels stenen en het uitzicht op de Zwarte Zee is er niets. Het eten is op. Het drinken bijna. En ik wil eigenlijk niet nog een nacht op de harde en koude grond liggen. Het lichaam is toe aan iets van een matras. Ik besluit door te fietsen, op zoek naar een pension. Het begint zachtjes te regenen. Ik doe mijn regenpak aan en voorzie de fietstassen van regenhoezen.
Precies op tijd. Het stopt met zachtjes regenen. De hemel breekt open. Lichtflitsen, lichte donderslagen en kei-kei-kei-keiharde regen. Binnen de kortste keren kan ik baantjes trekken in mijn schoenen. Mijn voeten zijn alvast begonnen. Het landschap is hier zo vlak als de flevopolder. Schuilen is onmogelijk. Doorfietsen. Na 20 kilometer bereik ik een dorpje. Het regent onverminderd hard. Ik schuil in een winkeltje. Ik koop een banaan, flesje cola, zak chips, sinaasappel en een toetje en eet het allemaal achter elkaar op.
Het klaart een beetje op en, doorweekt als ik ben en bij gebrek aan een pension, besluit ik door te knallen.

Ik passeer de grootste olierafinaderij van Roemenie met dito penetrante geur. Het is inmiddels nog wel bewolkt maar ook zo goed als droog geworden. De plassen water beslaan met regelmaat een groot deel van het wegdek. Ik moet regelmatig een grote uitwijk maken of in de remmen om te voorkomen dat een passerende auto me voorziet van een douche. Fijn is dat de auto's het wat rustiger aan doen. Ze kunnen de gaten en kuilen in de weg door de grote hoeveelheden water niet zien. Alleen de mensen die de weg goed kennen rijden onverminderd hard door.


Een pension, laat staan een hotel, is in geen velden op wegen te bekennen. Door maar naar Mamaia: een grote stad. Ik heb inmiddels 100 kilometer (!) afgelegd (en ja, de benen doen flink pijn) als ik rond 18.00 uur voor een T-splitsing komt te staan. Mamaia ligt rechts. Constanta (het einddoel van mijn reis) is linksaf. Het is nog twintig kilometer naar Constanta.
Er is geen twijfel, ik heb al besloten. Vandaag ga ik mijn einddoel van reis halen en sla linksaf.

Even later fiets ik over een grote boulevard met links en rechts een aaneenschakeling van grote hotels. Kilometers lang. Het Zandvoort en Scheveningen van Roemenie.
Uiteindelijk na wat zoek- en vraagwerk kom ik aan in het oude stadsdeel van Constanta. Ik sta voor een wegenweb waar ik kan kiezen uit zes mogelijkheden. Door de vermoeidheid lukt het me niet om de juiste weg te vinden. Ik vraag het aan een vrouw maar die weet het ook niet precies.

Dan stopt een politieauto. Ik vertel hen over mijn reis en dat ik op zoek ben naar de vuurtoren van Constanta: mijn einddoel. Ze vinden het zo'n mooi verhaal dat ze er op staan om mij te begeleiden tijdens de laatste kilometers van mijn reis.




En zo rijd ik achter een politieauto, onderwijl een zeer aggresieve aanval van een hond ontwijkend, op weg naar de vuurtoren.


Om precies 20.00 uur, op zomaar een vrijdagavond, sta ik na vier weken fietsen oog in oog met de Zwarte Zee.


Ik bedank mijn 'vrienden' en laat me fotograferen op de boulevard van Constanta.








En dat was het dan. Ruim 1600 kilometer heb ik gefietst. Van Budapest naar Constanta. Wat een ervaring. Ik ga de komende dagen Constanta bekijken en later in de week nog een kort weekje Boekarest.

Beste volgers: ik zal de komende dagen/weken het weblog van (nog) meer foto's voorzien. Rest me jullie nog hartelijk te bedanken voor het volgen. Echt, dat was fantastisch om te ervaren.

Gerrit Pleijter

Donderdag 20 mei 2010

Na een dagje 'boten' is het erg fijn om te fiets weer te mogen beklimmen.

Ik begin aan de laatste van de acht trajecten die beschreven staan in mijn routeboek: Tulcea - Constanta. Een traject van 198 kilometer. Het is heerlijk fietsweer. De zon schijnt en....... er lijkt vooralsnog niet al te veel wind te staan. Ik heb 'm in elk geval niet tegen. Dus laat maar waaien.

Ik fiets Tuleca uit en heb een dapper besluit genomen. Voor mij doen dan. Ik ga een omweg maken: 40 kilometer. De omweg geeft mooie uitzichten op de Donau Delta. Gratis en voor niets. Daarom ga ik niet Zuidelijk, maar neem de afslag naar het Oosten, richting Murigihol. Ik zie wel hoe ver ik kom vandaag. De zin is goed, de benen hard als staal, het bloed stroomt als nooit tevoren door de aderen, de kop is leeg, de armen ...... (beste volger, u heeft een beeld....). Kom maar op.

Op belangrijke afslagen en kruispunten zie ik regelmatig groepjes mensen wachten (iets wat gedurende mijn gehele reis te zien is geweest). Het zijn mensen die wachten op transport.
Het wachten duurt nooit lang want binnen een tijdsbestek van maximaal 10 minuten stopt er meestal wel een (vracht)auto. Dan volgt een kort moment van overleg. Tijdens dit overleg komen vanuit meerdere kanten andere mensen aan lopen die ook mee willen. Als de auto de juiste kant op gaat, wordt deze volgepropt en vervolgt deze zijn reis.


Vals plat. De route is meer vals dan plat. De route gaat door een landschap met veel van die 'net niet' heuvels. Het lijkt alleen maar omhoog te gaan. Een fijne afdaling is me niet gegund deze ochtend. Echter, de uitzichten zijn fraai en dat verlicht de valse pijn.

Tijdens de eerste tussenstop (het is nog vroeg) zie ik twee mannen zittend op een bankje druk doende met het wegtetteren van enkele alcoholische versnapperingen.
Er wordt in deze streken flink aan de weg getimmerd. Spreekwoordelijk dan. Want als er echt aan de weg getimmerd zou worden zou men het tegengestelde bereiken dan wat men zich eigenlijk ten doel heeft gesteld. Er worden bruggen gebouwd, wandelpaden aangelegd en er wordt nieuw asfalt aangebracht. En dat allemaal over een afstand van ruim veertig kilometer. Wegwerkzaamheden op deze (grote) schaal ben ik onderweg nog niet tegengekomen. Ik denk dat de EU een geldpotje heeft aangeroerd en dat precies boven dit gebied heeft leeggestort.

Al dat nieuwe asflat maakt het fietsen voor de Wereldfietser een stuk minder avontuurlijk. Echter, voor de Roemenen zal het een zegen zijn. Hoewel, de vele kuilen in het asfalt vormen nu nog de ENIGE reden voor de automobilsten om snelheid te minderen. Glad asfalt zal het harde rijden mogelijk nog meer stimuleren. De vele verkeersdoden (is een grote en Nationale ramp!) zullen wellicht verder toenemen.
Ik stop even na het middaguur in Murighiol. Een vissersdorpje aan de Zwarte Zee. Ik stap het enige en dus beste restaurant binnen en wordt bediend door een zenuwpezige vrouw van middelbare leeftijd. Die leeftijd is minder interessant en eigenlijk dat zenuwpezige ook. En dat een vrouw is, is ook niet van belang verder trouwens.

Ze wijst me net iets te nadrukkelijk op een visgerecht. Vaak is dat dan het enige dat voorradig is. En zo ook nu. (in restaurants is het verstandig om naast optie A, keuze B, C, D en soms E achter de hand te hebben). Veel van wat op de kaart staat is vaak niet voorradig. Natuurlijk neem ik de specialiteit van de dag. In het midden van de ruimte staan twee biljartlakens met daaronder tafels. Langs de wand staan drie gokkasten. Een meisje (circa 20 jaar) komt binnen, besteld een cola en neemt plaats achter een kast. Ze gooit onophoudelijk geld in de kast en slaat er heel hard op.
Echt gezellig is het niet. Er staan stoelen en banken (met grote gaten en scheuren of grote scheuren en gaten, kies maar, beide antwoorden worden goedgerekend). In de hoek schreeuwt een TV (altijd live-politieke discussies), bloemen ontbreken en de zenuwpezig vrouw is ook maar begonnen met heel hard te slaan op een van de gokkasten.

Roemenen zijn geen fijnproevers. D.w.z. misschien proeven ze wel fijn of vinden ze proeven fijn of is het gewoon fijn om te proeven. Hoe dan ook, hun kookkunst is voor verbetering vatbaar. Echter, eerlijk is eerlijk: in dit restaurant eet ik mijn lekkerste visgerecht tot nu toe: gegrilde makreel met brood.















En vandaag gebeurt er iets zeer opmerkelijks. Tot vandaag heb ik geen enkele collega fietser ontmoet. Het gaf me wel 's het gevoel: wat ben ik toch een aparte knakker, zo alleen op de fiets door Roemenie..... Maar vandaag is alles anders. Gedurende de hele dag passeren mij (en ik hen by the way, want dat heb je nl. al snel met al dat passeren) 3 x2 fietsreizigers. Ik begin verdorie het gevoel van exclusiviteit te verliezen.

Eenmaal stopt een duo. Oostenrijkers. Ze fietsen van Zagreb naar Tulcea. Vandaar hopen ze Tulcea te bereiken en van daaruit met de boot naar Wenen vertrekken. Ze zijn er bijna. Aan het einde van de middag passeert een Duitser. Hij wenst me in het voorbijgaan 'Good Luck!' en trapt verder. En dat allemaal op deze ene (omweg)dag.


Rond zessen is het mooi geweest voor vandaag. In dit landelijke gebied (met zo af en toe een dorpje) is het niet moeilijk om een wilde kampeerplek te vinden. Achter een grote en hoge groep Urtica dioica (even googlen) zet ik de tent op incl. lekke slaapmat (ik krijg 'm niet geplakt).

Zekerheidje: ik ga vanacht weer voelen dat mijn lichaam behalve uit water ook uit botten bestaat.

Welterusten en Pe Curind (tot morgen).

Woensdag 19 mei 2010




















Om 9.00 uur meld ik me aan de kade van Tulcea (spreek uit: Tulsjaa). Het regent. Het is koud. Ik blijk de enige belangstellende te zijn. Dus echt dringen zal het niet worden......

Het eerste uur voert de route door een brede vaargeul met regelmatig passerend bootverkeer. Daarna slaan we linksaf een minder brede watergang in en na bijna twee uur varen sta ik oog in oog met de pelikanen-kolonie. Da's weer 's wat anders dan in een dierentuin.



En nu beste volger volgt een bekentenis. Ik had hier nu niet moeten zijn maar.... mijn collega Ab. Groot vogelliefhebber en -kenner. Of: kenner en groot liefhebber. Kies zelf maar de volgorde van uw voorkeur. Beide klopt namelijk. Ik heb me nooit zo verdiept in vogels (ben meer van de plantjes!) en laten die hier nu net en toevallig in ruime mate voorradig zijn. Ab: je had het hier prachtig gevonden!!

Ik hoor en zie veel meer dan ik thuis kan brengen. Dit is voor vogelliefhebbers een waar Eldorado. Ik geniet ook.

De schipper vaart met zijn boot zo kort mogelijk langs de Pelikanen-kolonie en na een kwartier is mijn geheugenkaart (van het fototoestel met veel te weinig zoombereik) vol. We aanvaarden de terugtocht. En daarmee heb ik een heel klein postzegeltje gezien van een belangrijk gebied waarin je weken zou kunnen en moeten rond dolen.

Na wat gerust te hebben dool ik wat rond in het havenstadje en kom terecht op een plein waar een plaatselijke markt is. Er wordt groente, zuivel en kleding verkocht. Maar ook geitenmelk in flessen en vlierbloesem.De kraampjes worden bevrouwd, meestal door oude, tandenloze vrouwtjes. Sommige kraampjes/vrouwen hebben maar twee flessen/drie bosjes bloemen om te verkopen. Om de plaatselijke middenstand te ondersteunen doe ik hier wat inkopen en koop twee hardlooppetjes.



















































Aan het einde van de middag werk ik een pittige training af in de (industriƫle) buitenwijken van Tulcea. Een fabriek spuugt net, als ik langs kom, een heel peleton fabrieksarbeiders, uit. Mannen, vrouwen, de meesten in overall. Ik kom er niet helemaal achter wat ze produceren in deze fabriek, want ja... ik moet ook nog hardlopen. Heuvelop kom ik langs een ijzererts verwerkend bedrijf. Veel zwaar rokende vrachtauto's passeren me van of op weg naar het ijzererts-terrein en ik hap, precies op het moment dat ik aan een flinke heuvel begin, heerlijke dieseldampen in.


Ik passeer kleine, uit restmaterialen opgetrokken huisje, met kleine moestuinen, ontwijk dronken en zwalkende mannen en honden die het stellige voornemen hebben me met huid en haar te willen verslinden. Mijn haar mogen ze hebben maar mijn huid is me heilig. Ik doe meer versnellingen dan me lief zijn.....

Ik voel de pijn van de training van gisteren nog in de benen maar pak toch driemaal een flinke heuvel in oplopende tempo's en ben al met al 67 minuten in de weer.

Morgen bestijg ik mijn aluminium ros weer en vervolg dan mijn reis. Traject 8, de laatste 198 kilometer.


Hardloopdagboek
Locatie: Tulcea (buitenwijken)
Soort: DL 1, met 3x heuveltraining (oploppend tempo)
Temp.: 20 graden, zon
Gevoel: vermoeid, maar goed

woensdag 19 mei 2010

Dinsdag 18 mei 2010

Het is voorwaar nog een hele klus om Tulcea, mijn einddoel voor vandaag, te bereiken. Flinke heuvels met klimmen over een lengte van 700 meter tot 1,5 kilometer met een stijgingpercentage van 7 -10%. Daarbij is het fris en regent het dat het miezert. Ik ben aan een dagje fietsrust toe. Mijn hele lichaam vraag er om.

























Overigens is het machtig mooi hier. De bloeiende fruitbomen hebben inmiddels plaatsgemaakt voor acaciabomen, bloeiend en wel. De bermen kleuren paars van de vele Salvia's. Groen beboste heuvels, werkers op het land, een overstekende schaapkudde (zie foto en kijk ook even naar de naar links buigende populieren, iets met wind of zo) en uitzicht op de uiterwaarden van de Donau. Genieten!


















Tulcea is behalve een behoorlijke havenstad ook het vertrekpunt voor het bekijken van de Donau Delta. Een van mijn reisdoelen van deze reis. De DD is de plaats waar de rivier de Donau en de Zwarte Zee elkaar een hand geven. Die hand is de DD.

Wat feiten op een rij: het gebied is 5800 vierkante kilometer groot. Het bestaat uit zanderige eilandjes, drijvende rivierbedden, dijken, bossen en moeras. Er leven ruim 300 soorten (trek)vogels, waaronder de witte pelikaan. En dat gebied wil ik dus gaan bezoeken.


Maar voordat het zover is ben ik voorlopig nog bezig om de 35 kilometer naar Tulcea af te leggen.























Zomaar ergens stap ik even af. De benen moeten even in een andere stand. Ik sta iets op een verhoging en van hier kijk ik van bovenaf een tuin in. Een jongen en een meisje spelen paardje. De jongen is de koetsier en het meisje had verder geen keus.

Paardje rijden was iets dat ik vroeger zelf ook deed. Ik was dan de ruiter en het paard tegelijk. Een afgebroken tak was mijn zweep en daar sloeg ik mezelf de striemen mee op de benen. Extra hard sloeg ik mezelf als ik eens sprong moest maken........Het is voorwaar een moment van (jeugd)sentiment.

Ik maak een foto en ik word opgemerkt. De jongen, het meisje en (waar ze vandaan komen, ra ra) nog twee kinderen komen mij bewonderen. Ik vraag of ik een foto van hen mag maken en dat willen ze maar al te graag. Na het maken van de foto laat ik hen het eindresultaat zien. Dat snappen ze niet helemaal...... Ik geef ze wat snoep en vertrek.



Tijdens een volgende tussenstop overweeg ik of ik mijn flesje jus zal opdrinken. Ik vraag me namelijk af of dit in reisgewicht zal schelen. Als ik het in de fietstas laat zitten weet ik wat ik heb. Als ik het er uit haal en opdrink hoef ik in elk geval het gewicht van het flesje niet mee mee te zeulen. Dat is winst. De inhoud ben ik ook kwijt, echter die zit in mijn lichaam. De eerste kilometers zal het gewicht van de jus nog ongeveer hetzelde zijn als toen het in het flesje zat. Dus dat levert geen winst op. Uiteindelijk na lang wikken en wegen besluit ik het toch maar op te drinken. Gewoon omdat ik er zin in heb.

Tegen het middaguur kom ik in Tulcea aan. Ik vind een prettig hotel vlak naast de ingang van het Visitorcenter van de DD. Hier win ik informatie in over de mogelijkheden om de DD te bezoeken. Dat valt tegen. Er is veel aanbod (lees: boten om het gebied in te gaan), echter de prijzen zijn exhorbitant hoog (lees: 80-90 euro per uur) Halleluja! Dat is niet helemaal de bedoeling.

Uiteindelijk vind ik iemand die me voor 80 euro, vier uren wil rondvaren. Hij zal me morgen de pelikanenkolonie laten zien.

Des middag's heb ik een pittige hardlooptraining afgewerkt en 's avonds heb ik in een restaurant een urenlang gesprek gevoerd met een Roemeen die goed Engels sprak. We spraken over politiek, de Roma-bevolking, het leven, scheiden, zijn werk en meer dingen die het leven interessant maken. Uiteindelijk weet hij me nog een aantal goede tips te geven over het bezoeken van de DD.

Hardlooplogboek:
Tijdstip: 16.30 - 18.00 uur
Tijd: 75 min.
Temp.: 20 graden
Parcours: deels erg heuvelachtig
Gevoel: goed

Maandag 17 mei 2010

Klokslag 9.00 uur vereer ik Galati met mijn aanwezigheid.

Galati is een vrij grote havenstad. De Donau stroomt er langs als ie zin heeft. Ik ben op zoek naar een ontbijt en vindt dat, na enig zoeken, in een hotel.

Maar liefst vijf man personeel staan me, op een afstandje, aan te gapen. Ik ben de enige gast, het is zelfbediening en eigenlijk hebben ze niets te doen. Ik loop een aantal malen naar het buffet en ben zo ongeveer op de helft van mijn ontbijt als de vijf mannen, als door een wesp gestoken, het buffet beginnen op te ruimen. Drommels nog an toe, wat krijgen we nu! Ik probeer te redden wat er te redden valt (lees: grijp nog wat broodjes, tap nog wat jus) maar met z'n vijven zijn ze een heel stuk sneller dat ik in mijn eentje. Ik zeg er wat van maar krijg nul , nul respons. Het buffet is binnen een tijd van drie minuten leeggehaald en het gezelschap begint weer waar het was gebleven: mij aanstaren.
Ok, pay-back-time: ik reken af en betaal met 100 Lei. Uit ervaring weet ik inmiddels dat bijna niemand daar zo maar van terug heeft (qua wisselgeld). Dat zal ze leren. En mij ook, want de zoektocht naar passend wisselgeld duurt ruim een kwartier. Gedurende een kwartier voel in elk geval een starende blik minder op mij gericht. Een bijzonder ontbijt.

Ik heb een matige, zeg maar gerust, slechte nacht achter de rug. Mijn luchtbed stopte ergens in de nacht met waarvoor ik het ding toch nadrukkelijk heb ingehuurd. Iets met een lek of zo. En dat slaapt meteen een stuk minder. Daarom ben ik al om 7.00 uur op pad gegaan.

Ik fiets op een drukke weg. Het werkvolk gaat in bussen, auto's en een enkeling op een fiets of brommer naar het werk richting grote stad. Zo vlak voor een stad is meestal veel industrie: stenen, cement, constructiematerialen en zo.

Na mijn ontbijt in Galati raak ik het spoor een beetje bijster. Opmerkelijk want ik ben niet een zoek naar een spoor, laat staan naar bijster. Ik ben op zoek naar het Donaupad dat mij naar het Donauveer moet leiden. Je zou zeggen: zoek en vindt de Donau: kat in 't bakkie, kind kan de was doen. Echter, het ligt een stuk gecompliceerder. Uiteindelijk, na heel wat omwegen, vind ik wat moet vinden en kan gelukkig mijn routeboek de schuld in de schoenen schuiven. Drukfout.

Ah, leuk: ik ga met een veer de Donau over. En ik ben niet de enige. Vrouwen met grote jutezakken en lege flessen, vissers, werkmannen, autoverkeer. We moeten allemaal naar de andere kant.
Een man wil zijn auto ruilen tegen mijn fiets. Hij is erg onder indruk van mijn stalen ros. Ik iets minder van zijn auto.
Aan de andere kant begint mijn tocht naar de havenstad Tulcea. Het landschap is in niets vergelijkbaar met de kant waar ik vanochtend was: de andere kant. Ik fiets in de uiterwaarden van de Donau. Er wordt volop gehooid. Het hooi wordt met paard en wagen getransporteerd en met de hand opgeladen. Overigens wel in een andere volgorde. Anders zou het hele hooigedoegebeuren maar weinig succesvol zijn.
Daar waarop ik mij zo heb verheugd valt zwaar tegen. Met de nadruk op tegen. Met heel veel nadruk op tegen. Met alle nadruk van de Wereld op tegen. Bij het oversteken van de Donua verleg ik mijn koers naar het Oosten. Dat is op zichzelf geen verdienste van mij overigens. Tulcea ligt Oostelijk en daar loopt een weg naar toe en daar fiets ik nu op. En de wind zou nu met mij moeten zijn. Echter, met het verleggen van mijn koers, verlegt ook de wind zijn koers. Verdorie: nu heb ik 'm nog schuin tegen. Ik raak er een beetje negatief van. Ik bedoel eigenlijk dat ik er redelijk de pest in heb. Ik trek mijn persoonlijke negatieve kast open en trek wat verkeerde laadjes (in mijn hoofd) open. Dat gebeurt vaker wanneer ik moe begin te worden. Ik herken 't. Ik vloek wat, het fietsen gaat niet meer. Ik stap af. Ik vloek nog langer en harder. Dit is niet fijn meer.

Verdorie: ik spreek mezelf streng toe! De wind mag dan we waaien hoe die wil, ik bepaal hoe de zeilen staan. Zo! Dat helpt. Ik stap weer op. Zet het allerallerallerlaagste verzet op en begin weer langzaam te malen. En ditmaal weer met de trappers. Het gaat meteen weer een stuk beter.

Wel moet ik opletten dat ik niet teveel zwiepruimte in beslag neem. Zwiepruimte is de ruimte die ik nodig heb als een windvlaag me daar blaast waar ik eigenlijk niet wil zijn. Op zichzelf heb ik zwiepruimte genoeg (de hele weg) alleen denken de passerende Roemeense autobezitters daar anders over. Die passeren me rakelings. Mijn zwiepruimte is dus beperkt. Opletten!

Aan het einde van de middag kom ik aan in Isaccea. Een iets groter dorp met.... een hotel. Tot zover het goed nieuws want het hotel blijkt al jaren gesloten te zijn. Aangezien het speciaal voor mij niet een dagje open wil, zal het weer wildkamperen worden. Ik besluit eerst in een restaurant is fatsoenlijks te eten, na alle lauwe zakken chips en zoute cola.

Na het eten vraag ik aan meisje op straat of er ergens een plek is waar ik kan internetten. Ze aarzelt geen moment, loopt met me mee en levert me af in een donkere ruimte waar al wat jongeren achter beeldschermen zitten (zie weblogverslag van gisteren). Ik mag de fiets mee naar binnen nemen. De ruimte blijkt van een soort jongerenwerk-achtige organisatie te zijn, met aan het hoofd zo'n joviale jongerenbegeleider. Hij geeft me zo'n hartelijke jongerenbegleiderhand. Ik mag zo lang blijven als ik wil en kan aan de slag.

Drommels, het schemert al wanneer ik de computer afsluit. Oei, ik moet nog een ontbijtje inkopen en...... nog een wilde slaapplaats zoeken. Ik mag wel opschieten. het ontbijt is snel gekocht en met de nodige Droem Boens (goede reis) en de nodige uitzwaaiende handen van het personeel kan ik op zoek naar een geschikte plek. Ver ....domme, een klim. Op zich zit je nooit te wachten op een klim (de klim wel op mijn trouwens, al heel lang denk ik zo) maar nu komt ie wel erg ongelegen. Koude spieren gr.....

In de afdaling van de klim zie ik links van me een vrij grote boomgaard. Ik kijk even of niemand met ziet en hup daar til ik mijn fiets (overigens met de nodige moeite, dus eigenlijk niks hup) over het ijzeren hek.

Maar .....beste volgers: het resultaat mag er wezen (zie de foto). Een prachtig plekje tussen de fruitbomen, lekker ver van de doorgaande weg. Hier zal niemand me vinden.

Geroutineerd als ik inmiddels ben installeer het hele zaakie en mezelf binnen 15 minuten. En dat is nodig ook, want bij het dichtritsen van de tent is inmiddels het aardedonker geworden.

Welterusten (op de lekke slaapmat) en tot morgen.

maandag 17 mei 2010

Zondag 16 mei 2010


Het regent de hele nacht, en bij het opstaan ........ is het droog en zonnig. Jippie!

Ik ga met een lege maag op pad (moet beter voor mezelf gaan zorgen) en wordt op deze zondagochtend meteen getracteerd op een flinke klim (8%). Op 8% aangekomen is er gelukkig een Magazin Mixt. Open en wel. Ik koop er een lekker ontbijtje en eet dit buiten op.

Met meer energie en veel meer wind ga ik op pad. De wind heeft de gedaante aangenomen van een fikse storm. Schuin tegen. Ik fiets me te pletter. Ik krijg vandaag geen kilometer kado, geen meter, geen millimeter. Ik ga met een gangetje van 7, max. 8 kilometer per uur vooruit. Dit is een ware martelgang. Ik begin me nu toch echt af te vragen of dit nog leuk is. Die vervloekte wind.

De afgelopen weken ben ik al menig waterput gepasseerd. In de meeste afgelegen dorpjes in Roemenie is geen waterleiding aanwezig. Daarom heeft elk dorpje tenminste 1 waterput (grotere dorpen hebben er meer) waar schoon drinkwater getapt kan worden. Van heinde en verre wordt met grote 5 liter flessen water gehaald en naar de woningen gebracht. Vaak zie je dat kinderen voor dit klusje worden ingehuurd.

Het is 30 klein nulletje C en de storm begint nu echt huis te houden. Ik fiets al de hele dag lang op een heuvelrug en vang alle wind. Verkeersborden worden heen en weer bewogen, kleine takken breken af. Het wordt, nee het is serieus gevaarlijk aan het worden. Ondanks de storm leg ik nog 50 kilometer af. Toch besluit ik van de route af te wijken. Dat is best is lastige beslissing. Ik wijk niet graag van een voorgenomen plan af. Echter, het verstand moet vandaag maar even winnen. Ik heb namelijk geen water meer. Al sinds vanochtend. Waarom? Omdat het water in het winkeltje niet het juiste merk had. Beginneling, domkop, eikel. Altijd de bidons vol houden. Ook al rijd je weken door een zwembad. De bidons vol houden. Les 1, voor beginners.

Ok, ik ben een eikel. Maar ook eikels moeten een plan hebben. Want dorpjes zijn de komende 30 kilometer niet te verwachten en daarbij: het is zondag. Niet elke winkel is open. De hevigheid van de storm en het watertekort nopen me een afslag te nemen. Het is een gok. Want deze omweg garandeert op zichzelf niets. Alleen dat ik na 6 kilometer een dorpje zal treffen.

Ik beslis en sla linksaf. Het gaat 6 kilometer voor de wind. Hard. Snoeihard. Ik val het dal in waar het iets minder tekeer gaat en rijd een dorpje in. Geluk, veel geluk, heel veel geluk. Er is een bar open en ik kan bijtanken. Nu voel ik ook hoe ik uitgedroogd ben. En verbrand. Smeren maar.

Het bijtanken geeft me een enorme bak energie en fiets met hernieuwde moed en energie verder. Ik volg een route door het dal en de wind is er net iets minder. Fijn.

Ik fiets op deze stormdag uiteindelijk maar liefst 87 kilometer. Vind na enig zoeken rond 20.30 uur een redelijk beschutte plek voor mijn tent.

Mm... brood, worst, een banaan staan voor vanavond op het menu.

Morgen richting Galati.

Zaterdag 15 mei 2010


Vandaag fiets ik vanuit mijn hotelletje naar Barlad.

Barlad is best een grote stad en mijn doel is dan ook om Barlad links te laten liggen, of rechts, dat weet ik nog niet. Grote steden kunnen mij gestolen worden. Ze zijn groot, te duur en teveel van hetzelfde. Daarom rijd ik liever door naar rustige kleine dorpjes. Daar waar niets te doen is. Dat moet ik hebben.

Ik krijg te maken met een stormachtige wind. En dat is nog tot daar aan toe. Maar hij is weer tegen. Right in front of me. Dat maakt het fietsen niet bepaald tot een vrolijk feest.

(links en rechts naast me zijn kinderen bezig heel erugh luidruchtige computerspelletjes te spelen en recht-achter me staat een ping-pong-tafel, in vol gebruik nog wel. De ballen vliegen me om de oren. Dat u even weet in welke omstandigheden dit weblog wordt bijgewerkt. Ah... de eerste sexplaatjes worden nu ook getoond.....)

In Barlad aangekomen is het eigenlijk wel gedaan met de energie voor vandaag. Ik besluit een hotel te proberen. Echter, ik vind het te duur en kar door. Na enige tijd rijd ik weer verder omringd door lichtglooiende en altijd groene heuvels en passeer af en toe een dorpje.

In de verte komt een stoet aan. Zo op afstand te zien is het geen feest. Ik neem een foto (op grote afstand en met veel zoom). En dat is maar goed ook. Dichterbij gekomen zie ik dat het een begrafenis betreft. Van een baby nog wel.

Een jongetje loopt voorop met een foto van de overledende. Daar weer achter een groep kinderen. Ze dragen kruizen en bloemen. Daar weer achter een dominee en daar weer achter twee mannen die een draagbaar dragen. Op de draagbaar liggen gevlochten broden met in het midden plastic bekertjes met een drankje. Dan volgt een auto: een oude witte Dacia met laadbak met daarop de moeder die voorovergebogen met haar hoofd naar de baby in het wiegje kijkt. Indrukwekkend verdrietig. Dat is het. De stoet wordt afgesloten met volwassenen: familie en vrienden.

Ik ben ten tijde van het passeren van de stoet stil gaan staan en heb mijn pet afgezet (iets wat in Roemenie kennelijk niet de gewoonte is want het verkeer rijd gewoon door). Uit de stoet maakt zich een man los die recht naar mijn toe loopt en redelijk vrolijk naar mijn reisplannen informeert. De aandacht, ook van anderen, richt zich nu op mij. Ik voel me zeer onbehaagelijk. Dit was niet de bedoeling. Ik probeeer de man duidelijk te maken dat dit misschien niet het moment is om ......

De dominee doorziet het ongemakkelijke moment en roept de man tot de orde. Als door een wesp gestoken voegt de man zich weer bij het gezelschap dat stapsvoets haar verdrietige pad vervolgt.

Ik ben onder de indruk van het verdrietige tafreel. Zomaar op een zaterdagmiddag in Roemenie. De fietszin is op. Ik vind een wilde plek in de heuvels.

Een zak chips en een halve fles cola volstaan voor deze avond.

Vrijdag 14 mei 2010

Ik ben onderweg, maar voel de vele kilometers van gisteren nog veel te goed in de benen.

Na een regenachtige nacht heb ik de tent opgebroken en ben op pad gegaan. Met dat opbreken is trouwens wel iets raars aan de hand.
De afgelopen nachten heeft het steeds langdurig geregend, tot in de ochtend. Ik blijf dan een tijdje wachten tot de regen stopt.
Op een gegeven moment word ik het dan zat en doe de tent open. Dan maar nat opbreken denk ik dan. Echter, steeds als ik de tent openrits stopt het met regen, breekt de zon door en wordt de temperatuur flinkt opgepookt. Vreemd!

Ok, na drie weken heb ik recht van spreken: Roemenen zijn geen culinaire wonderdokters. Misschien vinden ze dat zelf wel. Maar ik niet. Kippensoep is een goedje gemaakt van bouillon, meestal van sterk wisselende kwaliteit, met daarin een flink blok eh...... kip. Op zichzelf een goede keuze: kip in kippensoep. Maar tis allemaal wat grof. Ciorba de burta staat met stip op !Een bouillon getrokken van het drilvet van een varkensbuik. Dat is nog tot hier aan toe. Maar de hele bak wordt voor de helft gevuld met bouillon en voor de h (luister even naar Sean Paul - Press it up, dat wordt door mijn buurman geadviseerd namelijk, hij heeft het op 10 staan, heel fijn voor de concentratie, een o ja, de Champions finale gaat tussen B. Munchen en Inter..........) elft met dat drilvet. Lekker!!! (50cent is ook een hele goed band........, even youtuben maar beste volgers, dan weet u wat ik doorsta hierzoot).

Ik ontbijt in Negresti. Daar voer ik een soort van gespek dat ik heel wat keren heb moeten voeren tijdens een 'rustpauze'. Ollanda Fooball: Gullit, van Basten, Snaider, van der Sar, Croiff. Ik heb maar wat bekende Roemeense spelers gegoogled. Zodat ik ook wat namen kan uitwisselen.

Ik doe het kalmpjes aan vandaag. Ik fiets van Dumesti naar Vaslei een etappe van slechts 35 kilometer.

Om 13.30 uur stop ik en vind een eenvoudig en dus prima hotel.

Ik doe een duurloop van anderhalf uur langs een drukke weg met heel veel blaffende en net niet bijtende honden. Daar ga je heel hard van lopen. Daarom heet het vast hardlopen. Of hondlopen. Dat had ook gemakkelijk gekund. Hond-hard-lopen. Hoe dan ook: hardlopen is in Roemenie geen volksport. Vele verbaasde blikken en naroepen wel. Dat is volksport nummer 1 hier.


Hardlooplogboek
DL 1.30 uur DL1, waarvan 10 min DL 2
Gevoel: goed
Temp.: + 30 graden

Donderdag 13 mei 2010


Het hart klopt. Mijn hart welteverstaan. En dat het klopt is fijn. Want als een hart klopt, dan klopt het. Als het niet klopt, klopt het allemaal toch meteen een stuk minder. Het klopt momenteel alleen op een andere plek dan waar het hoort te kloppen: in mijn keel.

Er is mij onderweg meerdere malen te verstaan gegeven: don't stop in Bacesti, don't put your tent in Bacesti. It's not safe, it's a Gypsy town. En waar fiets ik nu? Juist ja. En waar ben ik op zoek naar een slaapplek. Juist ja.

De dag begon al vroeg met het fietsen van een 45 kilometer lange, veel te drukke weg. Het fijne was dat de zon al vroeg overuren wilde draaien. Bovendien stond er redelijk veel wind, maar wel schuin tegen. Het parcours bestond uit veel heuvels.

Ik heb een enigszins ambivalente verhouding met heuvels. Kijk, bergen, die zijn tenminste duidelijk. Daar kun je afspraken mee maken. Je moet er tegenop en tegenaf. Da's 't mooie van de gemiddelde berg. Want je moet ze niet allemaal over een (berg)kam scheren. Bij heuvels weet je het maar nooit. Je weet zelden wanneer ze precies beginnen. En waar ze ophouden met ' heuvel zijn', dat is volstrekt onduidelijk. Volgens mij weten ze het zelf ook niet precies. Voor je het weet heb je weer met een volgende heuvel te maken, en dan weer een. Nou, zo'n ochtend dus!

Na 45 kilometer komt er een eind aan de lijdensweg. Ik heb het (verkeer) weer overleefd. In plaats van de route te vervolgen sla ik linksaf, fiets over een brug, de stad Roman binnen. Daar wil ik mijn weblog bijwerken. Ik schiet aan het begin van de stad twee studenten aan. En, zoals zo vaak, weten die een E-cafe, en lopen het hele stuk met me mee. Kletsend over mijn fietsreis. En ik, vragend naar hun studie.

Ik heb op al heel wat vreemde plekken gezeten om mijn weblog bij te werken. In Roman zit ik in een copyshop die ook computers (internetverbindingen) beschikbaar stelt, tegen betaling. De vriendelijke jongen adviseert me mijn fiets mee naar binnen te nemen (outside it's not safe). En zo kom ik de 'zaak' binnen met fiets en al. Ik trek veel bekijks. Ik krijg een plekje toegewezen en kan aan de slag. Echter meestal zit ik een ruimte met naast me jongetjes die luidruchtige (computer)spelletjes aan het doen zijn. Zoals nu.

Ergens in de middag koop ik in Roman een flesje drinken en krijg ik te maken met een bedelende man. Hij laat me een krantenbericht lezen van een wereldfietser (waar hij dat artikel zo snel vandaan tovert is me een raadsel) en vraagt me na het lezen van dat artikel om hem 5 Lei te geven. Ik weiger. Even later is er een jongetje die om geld vraagt. Ik wijs het verzoek resoluut af. Iets te resoluut. Want als ik halverwege de brug ben krijg ik spijt. Waarom ook niet. Ik fiets terug en geef de jongen een flink bedrag. Hij is er niet eens blij mee. Mijn schuldgevoel is afgekocht.

Bij Roman linksaf de brug over, kom ik in een heel andere wereld. De huizen staan aan weerszijden in lange linten langs de weg. De ganzen en kippen lopen in en op de weg. Het dagelijkse leven is op en langs de straat in volle gang. Eigenlijk is alles anders dan in de 45 kilometer van vanochtend. Alleen die vervelende wind is gebleven.

Om 16.30 uur rijd ik een regenachtig Valea Ursulai binnen. Ik kom in een bar, bestel een drankje en raak aan de praat met de goed Engelssprekende eigenaar. Behalve Engels spreekt hij ook een 'hoe-gaat-het-met-jou-Nederlands. Hij is wel 's over de grens geweest en vind Nederlands 'well educated' and ' verry friendly'. Ik krijg het drankje gratis. Hij is het ook (o.a.) die me de waarschuwing geeft: dont' stop in Bacesti.

Want daar ben ik nu. Het is 20.30 uur. Het regent. Het schemert. Een goede slaapplek voor Bacesti was niet te vinden en daarom rijd ik nu middenin het dorp. Iedereen die me ziet maakt met zijn vingers het geld-gebaar. Sommige nemen een kortere route: Hey Mister: sigaretts!!! Ja, waarom zou je ook eerst om geld vragen, vervolgens met dat geld naar een winkel gaan (die er niet is) en dan sigaretten kopen (die er ook niet zijn). Alleen ik heb geen geld en geen sigaretten. Kinderen op straat lopen me tegemoet en vragen me om geld of snoep.

Bacesti duurt drie kilometer, dus al met al een wat benauwende bedoeling. Vandaar dat hart en dat kloppen. Ik voel dat ik te grote versnellingen draai na 75 kilometer (wind)fietsen. Ik ben dan ook al uren op zoek naar een geschikte wild-kampeer-plek. Waarom? pensions, hotels, campings zijn hier in geen velden of wegen te bekennen. Velden zat, wegen ook. Maar wat ik moet hebben is hier niet.

Stoppen is geen optie in Bacesti en daarom ga ik door. Het wordt langzaam donker als ik Dumesti binnenfiets. Dit dorpje zit vastgebakken aan Bacesti maar hier heerst een ander sfeertje: het is hier meer pluis. Dit dorpje duurt 4 kilometer en eindelijk, eindelijk, eindelijk: daar zijn weer velden en wegen. Ik neem het eerste beste zandpad links en fiets 1 kilometer de heuvels in. Daar zoek ik een geschikte (beschutte plek).

Nat van het zweet, de regen en de stress zet ik mijn tent op. Een literfles mierzoete roze meuk en een zak chips dienen vanavond als diner.

Hopelijk vindt het hart zijn normale plek terug vannacht.

Welterusten.

donderdag 13 mei 2010

Tussendoortje



Hey Walter, Ronald, Harry, Klaas, Elsa en andere volgers.



Bedankt voor jullie reacties. Dan reis je niet alleen en dat is erg fijn om te ervaren.



Get up on your bike. And pedal on, pedal on for miles. Pedal on.

Groet, Gerrit

Woensdag 12 mei 2010


............ zuigers malen op en neer, de koelribben van de cilinder kunnen het werk bijna niet meer aan. De pakkingen begeven het bijna, olie wordt via alle openingen naar buiten geperst........

Kortom: ik ben aan het klimmen. Een klim die zich vanochtend, bij vertrek uit Hangu, meteen aandiende. Lekker om er even in te komen. De klim duurt nu al anderhalf uur en het einde is nog niet in zicht. Voor wie er oog voor heeft: het is hier prachtig. Ik volg de weg langs een groot binnenmeer en de uit- en vergezichten zijn fantastisch. Af en toe stop ik even om van die verre gezichten te kunnen genieten. Niet omdat ik moe ben hoor.

Na nog een uur stoempen en knoeren bereik ik iets van wat op een top lijkt. Ik vind het top, die top. Ben blij dat de top er is, dat er uberhaupt een top is. Op deze eerdergenoemde top is een piepkleine bar met een piepklein vrouwtje. Ze heeft van alles voor me: bier, wijn en nog andere sterke dranken. Ik wil een cola. Die komt na enig zoeken te voorschijn. Lekker lauw.

In de hoek brult een tv. Er wordt live-verslag gedaan van een voorgenomen bestorming van het parlementsgebouw. Een woedende menige probeert, met veel geweld, een cordon van politieagenten te doorbreken teneinde het parlementsgebouw te bestormen en de regeringsfunctionarissen een lesje te leren. Ambulances rijden af en aan. Het is me wat.

Ik begrijp dat de menigte bestaat uit ambtenaren. Het voornemen van de regering is om hen 25% op het salaris te korten. Zo te zien zijn ze niet echt blij. De crisis slaat ook flink hier toe.

Verder wordt in de bar, uit een kast, een voorwerp tevoorschijn getoverd. Aan de bovenzijde is het roestig, aan de onderzijde bestaat het uit een soort emaille. Geen idee wat het is. De eigenaar probeert het aan een gast te slijten. Alle mogelijke verkooptechnieken worden toegepast en gepassioneerd probeert hij het ding aan de man te brengen. Maar de man laat zich het ding niet zomaar brengen. Integendeel. Hij werpt zoveel tegenargumenten in de strijd dat de koop niet wordt gesloten. De verkoper druipt na verloop van tijd af en het voorwerp verdwijnt terug in de kast.

Een fantastisch lange en snelle afdaling is het loon na al dat klimwerk. Het brengt me in Bicaz. Het historische hart is door het communistische regime uit Bicaz gerukt (zoals uit zoveel steden die ik gepasseerd ben). De gebouwen zijn plat gegooid en vervangen door laagbouwflats en woonkazernes. Allemaal het werk van Tjau Tjes Koe (Ja, ik weet nu hoe je het schrijft en als je me niet gelooft kijk dan op de prijslijst van je eigenste afhaalchinees bij de rundvleesgerechten anders heet het ook geen koe, een (1) portie voor 2 personen is ruim voldoende en een kind kan er ook nog van meeeten met witte rijst is het het veruit het lekkerst en heel belangrijk drink er voldoende water bij want het is een gemeen spulletje, tot zover mijn culinaire tip voor vandaag).

Die Tjau Tjes Koe dus. Na de val van het regime (1989) is aan de gebouwen uitsluitend het noodzakelijke herstel- en onderhoudswerk gedaan waardoor ze sterk in verval zijn geraakt. Het maakt ook dat de meeste centra van de dorpjes en steden erg op elkaar lijken.

Tijdens mijn break in Bicaz is het gaan stortregenen. Met de nadruk op regen. En met veel meer nadruk op stort. Het gaat tekeer! Ik probeer mijn fietstassen te behoeden voor het water, wat maar matig lukt. Voor de rest is het afwachten. Na een uur klaart het op en komt het leven in Bicaz weer op gang. Kuilen hebben plaats gemaakt voor waterplassen en ik begin een fobie te ontwikkelen. Elke waterplas is een potientiele kuil. Ontwijken dus maar. Ik heb opeens vreselijk behoefte aan M&M's (eet is normaal nooit) en zoek net zolang totdat ik een zakje te pakken heb.

Daarna echt op pad. De regen heeft de wegen nat gemaakt en passerend verkeer zorgt dat ik regelmatig geheel gratis onder de douche ga. Bovendien keert de regen terug. Ik zit op een onaangenaam drukke weg. Zeg maar: de Zuiderzeestraatweg van Wezep naar Oldebroek. Maar dan met flinke heuvels, geen fietspad en auto's die mij met een gangetje van 100 of 120 kilometer voorbij razen en soms op een haar na missen. Halleluja!

Roemen zijn overigens uitstekende onderhandelaars. Allemaal! Vooral tijdens het kopen van auto's. Ze krijgen het namelijk voor elkaar om een (wat zeg ik) de extra optie tijdens de koop van de auto er bij te bedingen: geen rem. Roemeense auto's hebben geen rem. Tenminste dat denk ik. Als ze mij in de verte zien kondigen ze hun komst aan d.m.v. claxoneren. Op zichzelf een sympathiek gebaar. Vervolgens passeren ze me, veelal zonder uit te wijken, met grote snelheid.

En ik denk dat dat komt door hun geslaagde onderhandelingtechniek. Ze hebben geen remmen. Ze toeteren om duidelijk te maken dat ik aan de kant moet want ze kunnen niet remmen. Dat moet het zijn. Ik stel voor om even Nationaal te regelen om alleen te toeteren als je wel in het bezit van remmen bent. Scheelt een hoop getoeter.

Maar goed, ik zit er maar mee. Te drukke weg, regen en inmiddels best wel moe. Regenpak aan. Zweet en regen vermengen zich nu en nee: echt lekker? Nee.

Rond 16.30 uur ik in Piatra Neamt. Een veel te drukke provinciestad met verkeerslichten, veel verkeerlichten, rotondes, neonreclame en veel verkeer met dito uitlaatgassen. Ik ben moe, zweterig en moe en nog een keer moe. Net voor Piatra Neamt ben ik tientallen pensions gepasseerd. Ik heb ze laten schieten om net voor het centrum mijn slag te slaan. Maar nu je ze nodig hebt: geen pensions. Ik knal dwars door het centrum en fiets na een half uur de stad weer uit. Er wacht me een flinke klim. Grr.....

Net buiten het centrum wacht een pension op me. Zoals bijna overal hebben ze nog een kamer over. Fijn!


Hardlooplogboek
Soort: DL1
Tijd: 50 min
Tijstip: 8.00 - 8.50 uur
Locatie: Hangu
Tracee: steenslagweg, glooiend

Gevoel: klote







Dinsdag 11 mei 2010

Ik word wakker van de kou. Het is nog vroeg, erg vroeg. En ik slaap niet meer. Van de kou. Om 6.30 uur stap wurm ik me daarom maar uit mijn slaapzak en begin met het opbreken van de tent. Het is koud.

Krap drie kwartier later zit ik al op de fiets. De zon laat zich nog niet van zijn beste kant zien. Waar is tie als je 'm nodig hebt? Fuckerderduck! Mijn vingers zien blauw, mijn lichaam rilt van alle kanten. Dit wordt te gek. Ik zet de fiets aan de kant en trek een lange broek aan en mijn fietsshirt, die met lange mouwen. Maar mijn lichaam wil deze ochtend niet warm worden. Het blijft bitterkoud. Een kleine kilometer verder haal ik alles uit de kast. Ik zet mijn fiets aan de kant. Alles wat lange mouwen heeft haal ik uit de tassen en trek het aan. Ik lijk net een Michelin-poppetje. Wat zeg ik, ik ben het!



Mijn lichaam is enigszins op temperatuur echter mijn vingers zien blauw van de kou. Ik heb behoefte aan warmte: iets van zon, iets van thee of een combinatie van die twee. Maar in dit fraai beboste deel van het dal wordt een van beide voorlopig niet geserveerd. Laat staan alle twee. Wel zijn er veel kuilen en gaten in de weg. Dat dan wel weer. Maar daar wordt je niet warm van.

Het tracee bestaat uit veneinige klimmetjes en daarna gaat de weg weer wat naar beneden. Dan volgt een klim, dan weer een stukje dalen. En zo gaat het verder. Uiteindelijk vind ik thee en ook de zon heeft de weg weer gevonden.

In veel dorpjes zijn vrouwen bezig hun waar aan de man te brengen. Maar vrouwen mogen het ook kopen. Hun waar bestaat het verkopen van kruidenplanten. Die kruiden liggen, met wortel en al, op kleden en die kan je dus kopen. Ik vraag aan een dikke vrouw of ik een foto van 'het marktje' mag maken en dat wekt veel hilariteit bij de overige verkopers. Ze verlaten allemaal hun waar en komen kijken bij die vreemde snuiter met zijn fiets. Ik voel me voor het eerst een beetje opgelaten. Bij mijn afscheid moet ik iedereen een hand geven incl. de vrouw van de foto. Tijdens het wegfietsen hoor ik hun lachen nog nagalmen.

Rond het middaguur veranderd het landschap. D.w.z. de kleine dorpjes rijgen zich nu aaneen en aan het einde van de middag raak ik uitgerijgd. Ik stop in Hangu. Een stoffig dorpje dat voornamelijk drijft op houtindustrie (op zichzelf een prima keuze: hout als drijfmiddel) Er zijn tal van houtzagerijen. En het is een af en aan rijden van vrachtauto's.

dinsdag 11 mei 2010

Maandag 10 mei


Het is maandag.

Het dagelijkse leven komt weer op gang. Kids gaan naar school, volwassenen werken, of drinken bier, of werken en drinken bier of bier drinken is hun werk, kies zelf maar.

Ik kan het nu wel zeggen: ik heb mezelf vanaf vandaag helemaal gezond verklaard. Dat impliceert dat ik in de voorgaande weken niet helemaal gezond ben geweest en dat is juist geimpliceerd.

De week voor mijn vertrek kreeg ik iets van griep en dat was niet fijn. Enkele dagen voor vertrek heb ik een kuur gehaald bij de dokter. Echter de eerste anderhalve week was ik bepaald niet fit: eigenlijk gewoon dik ziek. Daarbij heb ik een aantal dagen een soort van bloedneus gehad. Er kwam doorlopend (ook des nachts) een spulletje uit mijn neus dat nog het meest gelijkenis vertoont met appelsientje. Zelfde vloeistof, zelfde smaak.

Ik heb serieus overwogen om een (lucratief) contract af te sluiten met de appelsientjefabriek teneinde een bijdrage te kunnen leveren aan het tijdelijk verhogen van de productie. Het aanleggen van een pijpleiding van mijn neus naar de fabriek is weliswaar een hele heisa en dito investering, echter daar leek mij nog wel uit te komen. Echter de pijpleiding onderhouden, daar zag ik toch wat tegenop. Die fabriek blijft wel staan maar ik beweeg mijn steeds voort. En het steeds verlengen van de pijpleiding geeft toch wel wat veel gedoe. Het moet natuurlijk wel vakantie blijven.

Daarom heb ik het Hongaarse en het Roemeense landschap verfraait met mijn snot en met grote hoeveelheden oranjekleurig sap. Ik laat tenminste sporen na. Inmiddels doet alles het gelukkig weer.

Principieel ben ik er op tegen maar ik heb geen keus: ik moet een stukje met de tren. Het tracee naar Vatra Dornei is te slecht om te fietsen (zelfs voor ATBers is het niet te doen) en daarom dus een uurtje treinen.

Vatra Dornei ligt er liefelijk bij. Er is een plaatselijke markt die er dito uitziet. Ik vraag beleefd aan een verkoopster of ik wat fotos mag maken (doe ik altijd, dat vragen) en het mag. Het wekt hilariteit bij de overige verkopers. Iets van: waarom moet hij jou kiezen, hij heeft zeker een oogje op je. Dat soort uitspraken. Wanneer ik bij deze vrouw ook nog een trosje druiven koop zijn de rapen gaar (spreekwoordelijk dan, want rapen verkopen ze wel, maar die zijn nog niet gaar). Er wordt heel wat gegrapt en afgelachen. Uiteindelijk laat ik de markt achter, en fietstassen uitpuillend van het fruit. Ik kan het avondeten overslaan.

Vanaf Vatra Dornei fiets ik in het schitterende dal van de Bistrata rivier. Hoge beboste heuvels waar nog beren en wolven schijnen te wonen, rechts en dan weer links een wild stromende rivier, veel klimmen (dus ook veel dalen), grote (en veel) kuilen in de weg. U heeft een beeld. Het is er allemaal vandaag. Vandaag roep ik uit tot de schoonste van alle dagen.

Vandaag kom ik tot Zugreni (zeg maar het Leeuwarden van ons landje, qua ligging dan). Noordelijker ga ik niet. Vanaf hier ga ik in een diagonale lijn richting Constanta (Zwarte Zee).

Ik vind een camping in Zugreni, zet mijn tent langs de rivier en dat is het dan voor vandaag.



No matter where you go, there you are

(Luka Bloom)


Pe curind (tot morgen)

Zondag 9 mei 2010


Vanochtend vroeg weg uit Dej.

Omdat in de meeste pensions/hotels geen mogelijkheid tot ontbijten is, koop ik dit meestal in een winkeltje. En zoek dan een mooi plekje om het te nuttigen. Deze ochtend is dat het station van Dej.

Het is een levendige bedoeling op het station. Een trein komt binnen (wat op zichzelf een prima plaats is voor een trein is om binnen te komen, maar dit terzijde) en er is wat gedoe. De deuren gaan niet dicht. Veel volk is op de been om de hand aan de ploeg te slaan, echter handen voldoende, maar ploegen ho maar. Na een oponthoud van precies mijn ontbijt vertrek de trein, met open deuren, dat dan wel weer.

Ik ga op pad zonder doel, d.w.z. zonder eindebestemming voor deze dag. Fietsen tot ik moe ben.

Op de zevende dag die onze lieve Heer geschapen heeft (volgens het grote sprookjesboek) zie ik onderweg mensen naar de kerk gaan, onder het luiden van de klokken. Veelal zijn het ouderen, maar ook gezinnen gaan wandelend naar het heilige gebouw. De meesten zijn in stemmig zwart gekleed en allemaal zien ze er tip top uit.

Zaterdagen en zondagen zijn ook de dag dat de Roemenen hun was buiten hangen. Wat ze de overige dagen met de was doen weet ik niet (misschien binnen hangen, of zo) maar in het weekend gaat het naar buiten. Het ziet er kleurrijk uit al die vaak felgelkleurde en wapperende was.

De afgelopen weken ben ik heel wat begraafplaatsen gepasseerd. Zij lagen er al tijdje en ik kwam langs. Dus dan passeer je ze.. Zo gaat dat.
Op zichzelf kun je rustig dood gaan in Roemenie alleen je graf wordt niet echt fijn onderhouden. Het gras staat er kruishoog. De meeste begraafplaatsen hebben witte kruisen en felgelkle(effe, een dingetje: mocht het onverhoopt slecht met me aflopen hier en ik kom hier te liggen: geen nepbloemen!!). De begraafplaatsen liggen vaak langs de doorgaande wegen, hebben de doden toch nog wat te doen, kijken naar alles wat voorbij komt. Ook vormen ze een soort van middelpunt van een dorpje.

Aan het einde van de dag kom ik aan Nasaud. Hier is net een festival gaande. Iets met authentieke Roemeense zang en dans. Het is er vrij druk met belangstellenden en er is ook veel politia op de been. Ik hoop niet dat de authentieke klompendansers (of hoe ze mogen heten) van plan zijn om met elkaar op de vuist gaan. Zeker niet nu ik net ben aangekomen.

Ik ben er nog maar net of een Roemeen komt naar me toe en vraagt belangstellend naar mijn reis. Vol bewondering roept hij anderen er bij en voor ik het weet ben ik het middelpunt van belangstelling. Ik hoop niet dat ze me vragen om ook een optreden te verzorgen. Ik kan weliswaar zingen als een nachtegaal maar dan wel een met vogelgriep. En daar weten ze hier alles van (Roemenie was enige jaren geleden het eerste land waar vogelgriep werd vastgesteld). Gelukkig komt het niet zo ver en de Roemeen wijst me de weg naar een niet zo goed maar goedkoop (staats)hotel. Dat moet ik hebben. En zij willen mij hebben.

Ik kijk daarna nog wat rond bij het festival (dat tot in de avond duurt), werk een pittige looptraining af en ga uit eten.

Noapte buna (goede nacht)

Hardlooptraining
Locatie, Nasaud
Duur, 60 min
Opbouw, 30 min DL1, 20 min. DL2, 7 min DL3
Parcours, licht heuvelachtig
Gevoel, sterk

zondag 9 mei 2010

Zaterdag 8 mei 2010

Kom voor een weekendje weg niet naar Dej. Ga naar Rome, naar Barcelona, overweeg Parijs, maar ga niet naar Dej. Dej heeft niets wat Barcelona of Rome wel hebben.

Bovendien: in Dej is het niet helemaal pluis. Er lopen net iets teveel minder pluize types door de straten. De stad is somber en grauw.

Het meest illustratief voor bovenstaande is het staatshotel van Dej. Dat torent ver boven het dorp uit. In dat hotel verblijf ik nu.

Aanvankelijk, toen ik het een paar uren geleden passeerde, wist ik niet dat het een hotel was. Ik dacht aan een zwaar vervallen, op instorten staand gebouw (en dat is waarschijnlijk ook zo). Echter, ik fietste er langs want mijn camping, gelegen in het dorpje Girbov, lag drie kilometer verderop. Althans volgens mijn routeboek. Maar het dorpje had een ADV-dag genomen en was in geen velden of wegen te bekennen. Ook de camping moet er het zijne van hebben gedacht en heeft waarschijnlijk de kuierlatten genomen.

Daarom ben ik teruggereden naar Dej. En daar zag ik dat op het vervallen gebouw de letters: HOTEL sierden. Tot mijn stomme verbazing stond de voordeur van het hotel open en was er daadwerkelijk iemand bij de receptie. Met stomheid geslagen heb ik me ingeschreven. Dit is dus zo'n staatshotel uit de tijd van Tjouwtjeskoe! (nummer 87 van uw eigenste afhaal-Chinees-bestellijst). Ach, best volger: u kent hem nog wel.

Na de val van zijn regime (1989) zijn aan dit hotel uitsluitend en alleen de noodzakelijke reparaties verricht. Het hoogpolige tapijt van twintig jaar geleden is inmiddels iets minder hoogpolig, zeg maar gerust: laagpolig. De kamerdeuren zijn aan de buitenzijde bezet met nepleer (van dat dikke bolle skai-leer). En de lift heeft heel erg veel zin om naar beneden te gaan (goede eigenschap voor een lift), echter bij het naar boven gaan is ie een stuk chagerijniger. Ik kijk mijn ogen uit. Dit is een overblijfsel van de communistische tijd.

Een privat bewaker (van het hotel en van de stad) verontschuldigd zich voor de kwaliteit van het gebodene. Hij zegt dat het hotel twee sterren heeft maar dat eigenlijk niet meer verdiend. Ik zeg dat het allemaal geen probleem is. Eigenlijk geniet ik er van. Dat is namelijk de kick van het reizen. De ene dag zit je een een stad met alles, de volgende dag in een hotel met bijna niets. Dat ik voor mij het mooie van reizen. Steeds weer anders en nieuw.

Vanochtend bij het opstappen begon ik met traject 3: Cluj-Napoca - Vatra Dornei. Een tracee van 210 kilometer. De rustdag heeft me goed gedaan want na het herstelloopje van vanochtend (45 minuten) en een ontbijtje stap ik met hernieuwde energie op de fiets.

De zon schijnt en ik probeer de grote stad uit te komen. Er in rijden valt niet altijd mee, er uit ook niet. Uiteindelijk vind ik mijn route en begeef me al snel in de buitenwijken. Daar verandert het beeld heel snel: armoedige huisje afgewisseld met industrie, vooral autobanden en cement. Het wegdek is matig en ook auto's rijden stapvoets. Ik passeer een jong stel dat op een bankje uitrust van hun fietstochtje. Even verderop vul ik mijn watervoorraad aan bij een winkel en het jonge stel, dat weer verder gereden was, stopt en maakt een praatje met me. Het zijn Hongaren die in Cluj wonen en studeren. Er schijnt in Cluj een Hongaarse enclave te zijn.

Tot de heuvels van het dorpje Chinteni zijn er en worden er volop nieuwe huizen gebouwd. Wanneer ik een meertje passeer begint een klim van drie kilometer: een echte kuitenbijter. De top ligt in Deusu. Hier stop ik voor een aarbeien/bananensap en een zakje pinda's. De eigenaresse heeft weinig oog voor me. De lege kratten moeten verplaatst en ze veegt de vloer wat aan. Ook mijn voeten moeten omhoog.

Vanaf Vutureni weer een klim. Nu een van 6 kilometer (8%). Ze moeten me potdomme wel hebben vandaag. Het is zonnig en warm en het zweet gutst van me gezicht. Voordat de lange afdaling naar Panticeu begint kleed ik me warm, om een al te forse afkoeling te voorkomen.

Ik beland op het plein in het stoffige Panticeu. Panticeu heeft een (1) plein dus veel keus heb ik niet. Tot mijn grote verbazing is er hier, zeker voor Roemeense begrippen, recent een moderne supermarkt gebouwd. Het gebouw herbergt tevens een bank (met geldautomaat) en een farmacie. Het tegenover gelegen Magazin Mixt (de naam voor de kleine buurtwinkeltjes) zal op termijn het onderspit delven, zo is mijn verwachting. Leve de vooruitgang!

Rond half drie passeer ik een voetbalveld waarbij de spelers (en publiek) in afwachting zijn van een voetbalwedstrijd. Ik stop en neem plaats op de tribune: een houten bankje langs het veld. Het fluitsignaal laat lang op zich wachten want er moeten tal van administrieve plichtplegingen verricht worden. Van al dat wachten krijg ik trek. Op de hoek van het voetbalveld, net buiten de lijnen (dat dan wel) staat een frietkraam. Ik bestel een portie Cartofeli. De friet (halfvoorgebakken) verdwijnt in de magnetron en wordt na een tijdje voorzien van mayonaise. Ik laat het me smaken. Ik houd nu eenmaal van slappe patat. Om 15.15 uur gaat de wedstrijd beginnen in het enkelhoge gras. Er wordt met hart en ziel gestreden. Na een tijdje hou ik het voor gezien.

In een dorpje schrik in ene wakker uit een wat dromerige bui. Ik mis op een haar na een touw dat over de weg is gespannen. Tjonge, dat ging nog net goed. Even verderop herhaalt zich bijna hetzelfde. Het schijnt in dit dorpje een sport te zijn om te wachten op de ene fietster uit Holland. En wanneer die het dorp binnenrijd en heel dichtbij is, om dan het touw strak te trekken tot op ooghoogte en dan maar zien wat er gebeurt. Daarna ben ik waakzaam maar deze geweldige leuke bezigheid blijft beperkt tot dit ene dorpje.

Wat niet beperkt blijft tot een dorpje maar wat overal een pain in the ass is: dat zijn honden. Per dag voer ik met tenminste tien honden, verschillende honden, gevechten. S0ms is een dreigende arm voldoende om het dier met de staart tussen de benen te doen afdruipen. Echter, steeds vaker moet ik er flink bij schreeuwen. En soms duurt het gevecht honderden meters. Zo'n scene wordt dan gadegeslagen door verbaasde eigenaren (die ook niet ingrijpen of zo) of dorpsbewoners. Langzamerhand ontwikkel ik een echte hondenfobie. In het begin kon ik het onderscheid nog wel maken tussen een rustige, slome hond of een wraakzuchtige. Maar steeds vaker vergis ik me. Wanneer ik een omtrekkende beweging maak, gebeurt er niets. Wanneer ik denk dat er niets gebeurt, komt het beest met ontblote tanden op me af.

Mijn nieuwe tactiek is om te wachten op een tegenliggende auto. Op het moment dat die de hond(en) passeert, rijd ik in volle vaart langs. Dit werkt tot nu toe prima. D.w.z. ik heb nog geen tandafdruk te pakken.

Ik arriveer om 18.15 uur in Dej na een rit van ruim 80 kilometer. Het is mooi geweest voor vandaag. Meer dan mooi zelfs.

Aanvulling: 's avond zoek ik nog een terrasje en geniet van een cola en een taartje. Een jonge vrouw betreed het terras en eet uit de vuilnisbakken, drinkt uit alle leeg achter gelaten frisdrankflesjes (waar nog een bodempje in zit) en smult van het achtergebleven ijs, in de ijsbakjes. Het bediendend personeel probeert haar te verwijderen en dreigt met het bellen van de politie. Ze trekt zich er niets van aan en vlak voordat de politie arriveert vertrekt ze weer.

Vrijdag 7 mei 2010

Vandaag een soort van rustdag in Cluj-Napoca, of zoals de Clujnaren hier zeggen: Cloesj.

Cluj is een moderne stad met alles wat van een stad een stad maakt. Het enige dat in het straatbeeld ontbreekt is de Mc Donalds. Maar dat zal ook niet meer lang duren denk ik zo.

Het is voor mij bijzonder om te realiseren dat op twee fietsuren afstand het land met de hand bewerkt wordt, de huizen erg armoedig zijn en het wegdek vol met kuilen zit.


In deze stad is alles voorhanden: modieus gekleede mensen, een schouwburg, restaurants, zwervers, loeiende ambulances, taxi's, you name it. Heel vervreemdend.

Ik moet mijn terugreis op het station van Cluj proberen veilig stellen. Mijn eindstation per fiets is de stad Constanta, gelegen aan de Zwarte Zee. Vandaar zal ik op een of andere wijze terug moeten reizen naar Budapest. Vandaar gaat mijn vliegtuig, tenminste als onze IJslandse vulkaan eindelijk verstandig is geworden en gestopt is met roken.

Ik vraag de route naar het station aan een meisje. Na een korte aarzeling bied ze aan om met me mee te lopen. Het is een wandeling van 25 minuten. Ze is van oorsprong Hongaarse, maar woont al vanaf heel jong in Cluj. Ze studeert Frans en hoopt in juni af te studeren. Ze verontschuldigd zich voor het slechte imago wat Roemenie heeft. Ze geeft de Gypsy (Roma-bevolking) de schuld. Al dan niet terrecht.

Ik vraag of ze met haar studie Frans perspectief op een baan heeft. Ze geeft aan dat het heel moeilijk zal worden. Mensen met geld redden zich in Roemenie, maar zonder geld is het leven ingewikkeld en zwaar. Ze heeft totaal geen vertrouwen in het EU-lidmaatschap en denkt niet dat het snel beter zal worden. Tot mijn verbazing hemelt ze het communistische regime op en zegt dat het leven twintig jaren geleden veel beter was voor de gemiddelde Roemeen ( ze was toen zelf nog een baby). Ik vertel dat Roemenie wellicht in een overgangsfase verkeerd en dat het op termijn, met steun van Europa, voor iedereen beter zal worden. Echter dat heeft tijd nodig. Ze zegt dat ik makkelijk praten heb. Daarin heeft ze gelijk. Op het station aangekomen nemen we afscheid.

Ik regel met veel moeite een kaartje voor de trein van Boekarest naar Budapest voor 28 mei. Alleen of mijn fiets mee kan is erg onzeker. Dat moet ik met de conducteur van dienst zien te regelen. Misschien moet ik hem smeergeld betalen.

Dan neem ik een taxi naar de Garden Botaniek: de botanische tuin van Cluj. Het 14 ha. grote park blijkt op korte afstand van mijn hotel te liggen. Tijdens de rit voer ik een zelfde soort gesprek met de taxichauffeur. Ook hij wil het oude regime terug. Alle Roemenen denken aan zichzelf. Niemand heeft iets over voor de opbouw van het land en voor een ander, zo verhaald hij. Ook geeft aan geen enkel vertrouwen te hebben in het EU-lidmaatschap. Twee sombere meningen op deze ochtend.

Hij huurt een taxi(auto) voor twintig euro per dag. Hij werkt zeven dagen per week en 'maakt' per dag tussen de 14 en 16 uren. Zijn netto gemiddelde winst bedraagt 12,50 euro per dag (na aftrek van alle kosten incl. brandstof). Hij heeft drie jaren in Italie, en zes jaren in Frankrijk gewerkt als tuinman. Was getrouwd en is nu gescheiden van een Italiaanse, en zoals hij zegt, niet serieuze vrouw.

Hij geeft me zijn kaartje, voor als ik in de problemen kom, en zet me af voor de ingang van de botanische tuin. Precies op dat moment is er een lichtflits en binnen een seconde een enorme onweersklap. Harder en dichterbij heb ik 'm nooit gehoord.

















Alle mensen krimpen ineen en zoeken een veilig heenkomen. De lucht is inktzwart, de regen komt meteen met bakken uit de hemel. Ik koop snel een kaartje en haast me het museumgebouw van de botanische tuin binnen.

In het museum hangt het vol met waar ik vroeger zo'n gloeiende hekel had, althans het maken er van: herbaria. Nu vind ik het interessant.

Ik ren een stukje door de regen richting de tropische kas. Als ik er ben aangekomen ben ik zelf tropisch: warm van het rennen en nat van de regen. Een schoolklas met kleine kindertjes wordt, in de hal van de kas, door de juf bezig gehouden met allerlei leuke spelletjes en het zingen van liedjes.

Na anderhalf uur begint het op te klaren en ga ik de tuin bekijken.

















Tegen de avond werk ik een hardlooptraining af in de stad. Iedereen keert terug van zijn werk naar huis en het is een drukte van jewelste met toeterende auto's, opstoppingen en gedoe. Ik vind een mooi blok om te rennen met wat lichte glooiingen. Het lopen gaat prima. Ik verkeer in supervorm. Althans zo voelt het.

Onderweg zie ik een straat met wat winkels die rouwkransen en doodskisten verkopen. Prima combinatie trouwens. Bij de combi: lijkkisten en geboortekaartjes of Champagne zouden de zaken wel 's een stuk minder goed kunnen lopen, denk ik zo.

's Avonds vergrijp ik me: ik bestel in een pizzeria een lasagne, daarna een bord spaghetti, en als toetje: timarisu. En ik drink er een hele fles lauwe witte wijn bij. Dat lauwe had niet gehoeven trouwens.

Daar ga je heeeel goed van slapen.

Hardlooplogboek:
Tijd: 1.36 uur
20 min.: heuveltraining
6 versnellingen (WT) van 45 seconden (1 min. p)
Gevoel: supersterk
Locatie: Cluj (stad)